inhoudsopgaveInhoudsopgave           Verdere Historische Ontwikkelingen vorigevolgende Robert Fludd - een inleiding (2)

 

 

Besluit

Behalve dat harmonia als ‘verhouding’ opgevat kan worden en zo concreet, bijvoorbeeld als toonladder, met de bewegingen van de hemellichamen in verband gebracht kan worden, heeft harmonia ook een meer omvattende betekenis als filosofisch, esthetisch en religieus begrip; een begrip dat ik zou willen samenvatten als ‘wel-geordend’.
Want hoewel ἁρμονία oorspronkelijk slechts ‘samenvoeging’ betekende, ontstond daaruit later de notie van harmonie als de ‘vereniging van tegendelen’. Zo ervoeren de pythagoreeërs in hun beleving van de wereld, de kosmos, waarin alle verschijnselen in hun tegendeel lijken te vervloeien, toch een bepaalde orde, een ‘eenheid in de veelvuldigheid’.

Uit de elkaar bestrijdende verschijnselen ontstaat een evenwicht, harmonie, vanwaaruit orde ontspringt. Echter andersom gezien kan Harmonia beschouwd worden als een goddelijke kracht die strijd tot verzoening dwingt. In de Griekse mythologie bijvoorbeeld was de godin Harmonia de dochter van Ares (god van de oorlog - de ‘mannenverdelgende, met bloed bevlekte murenbestormer’(1)) en Aphrodite (godin van de liefde). Maar ook in de toonladder ontstaat het octaaf (harmonia) door vereniging van twee ongelijke elementen, de verschillende tetrachorden.

In latere, christelijke, tijd had men eveneens een zeer sterk besef van de orde in de Schepping, niet alleen in de zin ‘dat het goed was’ (Genesis 1), maar ook dat God ‘alles naar maat, getal en gewicht geordend’ had (Wijsheid 11:21). Nu is er overigens wel sprake van enige beïnvloeding van de christelijke leer door het Griekse denken, maar toch is de notie dat er een bepaalde orde is in de wereld er een, die elk mens voor zich zou kunnen ervaren, zodat de vraag of ook hier sprake is van beïnvloeding terzijde geschoven kan worden.

De, in wezen mystieke, beleving van de orde in de wereld kreeg bij de pythagoreeërs enerzijds haar beslag in de religieuze leer, anderzijds is de pythagoreïsche wetenschapsleer er een uiting van. Want in de beschouwing van de wereld, middels de getallen die de grondslag van de wereld schenen te vormen, streefde men naar harmonie, vereniging, met de Godheid.

En zo is het beeld van een klinkende kosmos gesymboliseerd door een toonladder, een kosmos die beheerst lijkt te worden door dezelfde getallenverhoudingen als waaraan de muziek met al haar bijzondere vermogens ontspringt, een buitengewoon krachtig beeld voor de ‘wereld-harmonie’.(2)


1. Ilias, bijvoorbeeld e vs 31 (terug naar tekst)
2. Zie ook Hans Schavernoch, Sphären. pp. 35-47; Heinrich Hüschen, ‘Harmonie’ MGG 5. kols. 1588-1614; Edward A. Lippman. Musical Thought. pp. 1-44; en Leo Spitzer, ‘Classical and Christian Ideas of World Harmony’ loc. cit.

begin