inhoudsopgaveInhoudsopgave           Griekse Muzikale Astronomie vorigevolgende Boethius

 

 

Cicero

Plato’s beeld van een klinkende kosmos aan het einde van de Staat had grote invloed, want behalve dat het bestudeerd en becommentarieerd werd, werd het poëtische beeld ook geïmiteerd. De meest populaire imitatie was ongetwijfeld die van Marcus Tullius Cicero (106-43 v.c.). Aan het einde van zijn ‘staat’ (De republica) plaatste Cicero net zoals Plato dat had gedaan een droom-visioen: de Somnium Scipionis (‘Droom van Scipio’).
In deze droom dwaalt Scipio met zijn grootvader door het hemelruim. Het ‘grote en zo zoete geluid’ (tantus et tam dulcis sonus) dat Scipio daar hoort is volgens zijn grootvader ‘een harmonie (concentus), gescheiden door ongelijke, maar toch zorgvuldig samengestelde intervallen, die veroorzaakt wordt door de beweging en de aandrift (impulsus) van de sferen zelf.’(1)
Hoge en lage tonen verbinden zich tot verschillende harmonieën, er zijn zeven sferen die met verschillende snelheden bewegen - een beweging die volgens Cicero niet geluidloos kan verlopen - en daardoor ook zeven tonen. Het getal zeven is volgens Cicero bijzonder, want ‘welhaast alles is in het getal zeven verknoopt’ (qui numerus [zeven] rerum omnium fere nodus est.(2)).


Helaas noemt Cicero noch Macrobius (rond 400 n.Chr. - door wiens commentaar Cicero’s Somnium overgeleverd is) welke die zeven tonen zijn. Cicero laat Scipio’s grootvader alleen opmerken dat ‘de ganse sterrendragende hemelbaan’ (summus caeli stellifer cursus) welks omwenteling het snelst verloopt, zich beweegt met een hoge en opgejaagde toon, de maan echter beweegt het langzaamst met laagste toon; de aarde (de negende en stilstaande sfeer) staat altijd stil in het middelpunt van het universum.(3)


Wel geeft Scipio’s grootvader de volgorde van de hemellichamen, de buitenste van de negen sferen is die van de sterren; daarbinnen draaien, tegengengesteld aan de beweging van de sterren, de zeven sferen van de planeten: saturnus, jupiter, mars (‘gevreesd op aarde’), zon, venus, mercurius en de maan.(4)
De harmonie die de hemellichamen voortbrengen werd door geleerde mensen (docti homines) op snaarinstrumenten en door gezang geïmiteerd, waardoor zij een terugkeer naar die hoge regionen verkregen; net zoals anderen die tijdens hun leven als mens de goddelijke wetenschappen (divina studia) met uitzonderlijke talenten beoefenden.(5)


Eén van deze ‘geleerde mensen’ kan heel wel Pythagoras zijn: Iamblichus vertelt namelijk dat Pythagoras ‘door onzegbare en moeilijk voor te stellen goddelijke vermogens zijn gehoor en zijn geest vast op de hoog verheven samenklank van de wereld richtte. Daarbij hoorde hij - zoals hij vertelde - geheel alleen de gehele harmonie (Ἁρμονία) en samenzang (sunwid…a) van de sferen en de sterren die daarin bewegen.’ Deze hemelse muziek probeerde Pythagoras volgens Iamblichus voor zijn leerlingen op aardse instrumenten te laten klinken.(6)
Sterfelijke wezens horen de muziek van de kosmos echter niet, zo schrijft Cicero, omdat zij er vanaf de geboorte aan gewend zijn; net zoals de mensen die bij de watervallen van de Nijl wonen, het constante geraas niet horen. Een tweede reden, waarom het geluid dat van de hemelse sferen komt, niet gehoord wordt, is dat het geluid zo ontzagwekkend groot is, dat de menselijke oren het niet horen kunnen.(7)


De mythe van Er, de droom van Scipio en het verhaal van Iamblichus maken duidelijk dat de Harmonie der Sferen slechts voor buitengewone individuen met ‘goddelijke vermogens’ ervaarbaar is, gewone stervelingen daarentegen kunnen de Harmonie der Sferen slechts na de dood of in een visioen ervaren. Ook in de muziek (bijvoorbeeld gemaakt met behulp van instrumenten) kan de sterveling iets van de Harmonie der Sferen ervaren.
Nu is het opvallend dat zowel Johannes Kepler (Somnium, sive astronomia lunaris. Posthuum. Frankfurt, 1634.) als Athanasius Kircher (Iter exstaticum coeleste. Würzburg, 1660.) een min of meer vergelijkbare hemel-reis hebben geschreven en gepubliceerd. Vooral Athanasius Kirchers hemelreis is interessant, in hoofdstuk 4 zal ik hierop terug komen, met de vraag of hij, net als Er en Scipio, soms ook de ‘muziek der sferen’ aan den lijve ondervond.(8)


1. M. T. Cicero, Somnium Scipionis. 18 (De republica VI). Ed. E. Struck. (Eclogae Graeco Latinae. Fasc. 21) Leipzig-Berlin, B.G. Teubner, 1935. Vertaling in: William H. Stahl, Macrobius. Commentary on the dream of Scipio. New York/London, Columbia U.P., 1952. p. 69-77; of Pierre Boyancé Études sur le songe de Scipion. Limoges, A. Bontemps, 1936. p. 16-35 (Latijnse tekst en Franse vertaling)(terug naar tekst)
2. Ibid. 18 (terug naar tekst)
3. Ibid. 18 (terug naar tekst)
4. Ibid. 17. De opmerking in L.P. Grijp en P. Scheepers (red.), Van Aristoxenos tot Stockhausen. I. p. 122 dat Cicero venus en mercurius samen in één baan onderbrengt lijkt mij onjuist, Cicero spreekt over negen sferen en zegt alleen dat venus en mercurius de zon ‘vergezellen’. (terug naar tekst)
5. Somnium Scipionis. 18 (terug naar tekst)
6. Iamblichus, De vita pythagorica. XV. 65. ed. en vert. M. von Albrecht, Iamblichos Pythagoras. Legende, Lehre, Lebensgestaltung. Zürich, Artemis Verlag, 1963. p. 70. (terug naar tekst)
7. Somnium scipionis. 19 (terug naar tekst)
8. Bij bestudering van Keplers Somnium bleek dat hierin (anders dan bij Kircher) muziek geen enkele rol speelt, noch de ‘sferen’; het werk is een raamvertelling om een aantal nieuwe astronomische waarnemingen van de maan door Kepler gedaan plaats te bieden. Er vindt overigens wel enige mystificatie plaats, zo reist iemand genaamd ‘Duracotus’ (Keplers alter ego) al dromend onder begeleiding van een zekere ‘daemon’ naar de maan, maar eenmaal daar wordt het een droog en zakelijk verhaal over de seizoenen op de maan, of bijvoorbeeld de lengte van de dagen aldaar. Zie John Lear (inl.), Kepler’s Dream. vert. Patricia F. Kirkwood. Berkeley, University of California Press, 1965. Zie over dergelijke ‘hemelreizen’ ook Marjorie H. Nicholson, ‘Cosmic Voyages’ DHI 1. p. 525-535 (over Kepler en Kircher): of bijv. Reinhold Hammerstein, Die Musik der Engel. Bern/München, A. Francke Verlag, 1962. p. 62 e.v. en Howard Rollin Patch, The Other World, According to Descripions in Medieval Literature. Cambridge (Mass.), Harvard U.P., 1950.

begin