(6) Hoofdstuk 3
Ik meen dat niemand, ook hij die zich slechts lippendienst heeft bedreven aan de natuurkunde, kan ontkennen dat het geluid, om gehoord te worden, zich naar de oren moet voortplanten door het tussengeplaatste medium.
Want de gewaarwording van het geluid kan in ons slecht plaatsvinden, indien het gehoororgaan niet veranderd zou worden door het klinkende lichaam; echter, het veranderen kan niet onmiddelijk, omdat het gehoororgaan niet onmiddelijk door het klinkende lichaam wordt aangeraakt; dus moet het veranderen door middel van een medium, en vervolgens is het noodzakelijk dat het geluid zich door het tussen- liggende medium naar de oren voortplant, opdat de ervaring van het geluid tot in de geest reikt.
Vandaar is het duidelijk dat de lucht alleen dit medium is, omdat in de weggenomen lucht geen geluid wordt waargenomen, ofschoon het klanklichaam hevig wordt geslagen; hetgeen ook door vele opgestelde proeven met behulp van de vacuumpomp vaststaat: overeenkomstig de waarheid wordt er pas iets gehoord wanneer lucht ingelaten is in de ‘fuik’ van de machine. (f)
Hoofdstuk 4
Het beven is veelvuldig heen-en-weer bewegen, of veelvuldige en herhaalde spanning en ontspanning van de snaar, hetgeen beven wordt genoemd. Zodanig is de beweging die in de snaar voorkomt, nadat zij geslagen is;
(f) W.J. ’s Gravesand, Physices elementa mathematica. Leiden, 1720-21. Lib. IV, cap. VII, no. 2322. (p. 59) |
|
(7) want door de slag op de snaar wordt niets anders teweeg gebracht, dan een trillende beweging, waardoor de snaar tussen haar eigen uiteinden, nu eens aan deze zijde, dan weer aan gene zijde zeer snel buiten de rustpositie zwerft.
Wij kunnen deze trilling van het klinkende lichaam met de blik en met de tastzin waarnemen, wanneer wij bemerken dat water of wijn, die in een kristallen beker met de een weinig bevochtigde vinger (die over de rand van het glas ronddraait) tot resonantie wordt gebracht, zich heen-en-weer beweegt en begint te trillen; maar ook, dat zandige deeltjes in de buurt van een geslagen klok opspringen.
Hoofdstuk 5
Toch hangt het geluid niet rechtstreeks af van deze zichtbare beweging, maar van een andere trillende beweging, door die reeds genoemde beweging worden de kleinste deeltjes beinvloed. (g)
Hetgeen door zeer vele proeven wordt getoond. Eén berichten volstaat: indien een snaar van de lier [viola da gamba] met de strijkstok wordt gestreken, zijn de vibraties van deze zeer klein, ongeschonden, en bijna onzichtbaar. Toch is het geluid voldoende sterk en intens. Indien echter de snaar met de vinger getokkeld wordt dan bewerkt de losgelaten snaar veel grotere vibraties, toch wordt het geluid minder en zwakker gehoord; hetgeen tegengesteld is aan wat zou moeten gebeuren, indien het geluid geheel en al zou afhangen van de vibraties, hoewel de snaar, ten gevolge van de weggenomen strijkstok, de vibraties vrijer voltooit. (g) W.J. ’s Gravesand, Physices elementa mathematica. Leiden, 1720-21. Lib. IV, cap. VII, no. 2315. (p. 59) |