InhoudsopgaveInhoudsopgaveInhoudsopgave        VorigeterugverderVolgende

 

3 - Heinrich Hüschen

 

Het artikel van Heinrich Hüschen in de MGG(36) behandelt kort de levensloop van Johannes en geeft een opsomming van zijn werken. Aan de hand van De divisione naturae bespreekt Hüschen Johannes’ gedachten. Het gehele artikel is bijzonder interessant, maar van direct belang is op dit moment slechts een gedeelte uit col 1495: ‘Johannes Eriugena erblickt im Studium der Musik ein wesentlches Hilfsmittel zum tieferen Verständnis der Welt in ihren mannigfaltigen und unterschiedlichen Seinsässerungen. Nicht der musikalische, sondern der philosophische Aspekt der Musik ist es, den Johannes Eriugena zum Gegenstand seiner Ueberlegungen und seiner Untersuchungen macht. Von diesem Aspekt her wird auch jene Bemerkung über die ‘symphoniae sive simplices sive compositae’ verständlich, die von der mg, Forschung häufig und vielleicht auch mit Recht als Zeugnis für die älteste organale Merhstimmigkeit im Abendland angefürt und auf deren Schilderung in der Musica enchiriadis bezogen worden ist, die jedoch in solchem Zusammenhang und bei solcher Fragestellung nicht in erster Linie musikalisch, sondern in erster Linie philosophisch, eben im Sinne des Kreislaufsgesetz ausgelegt werden muss (V/4): Quid de musica? Nonne et ipsa a principio incipit, quod vocant tonum, et circa symphonias sive simplices sive compositas movetur, quas denuo resolvens tonum sui videlicet principuim repetit?’

Hüschen is dus anders dan De Coussemaker, Riemann, en Handschin niet zonder meer van mening dat Johannes, waar hij voorbeelden gebruikt die aan muziek doen denken, op de muzikale praktijk van zijn tijd doelt. Hüschen merkt terecht op dat het mischien beter is de woorden van Johannes binnen de contekst te interpreteren, waar ze horen. Dit argument brengt Waeltner, zoals we zullen zien, eveneens naar voren.

 

4 - Ernst Ludwig Waeltner

Waeltners studie richt zich ook op ‘Die Musikanschauung des Johannes Scotus’. Hij keert zich daarbij tegen de heersende mening dat Johannes over meerstemmigheid spreekt, en hij bouwt zijn betoog op rond drie punten. Twee daarvan hebben wij al gezien: a. het gedeelte ‘ut enim ...’ is uit zijn contekst genomen, en b.: de redenering van Handschin is onjuist. Ten derde: de begrippen die Johannes Scotus gebruikt moeten op de juiste wijze geïnterpreteerd worden.

Ik zal het betoog van Waeltner volgen en de relevante punten naar voren halen.

Waeltner begint met de opmerking dat in (onder meer) de Musica Enchiriadis de term ‘organicum melos’ gelijkstaat met ‘organum’ of ‘diaphoniae’ en hij vraagt zich vervolgens af of Johannes ‘organicum melos’ in die zin gebruikte, hij merkt op dat De Coussemaker en Handschin en Riemann dit dachten; hij vervolgt echter met de opmerking, dat nog nooit is onderzocht of dat wérkelijk het geval is: het is slechts aangenomen.(37)


Noten

36. Musik in Geschichte und Gegenwart (MGG). lemma ‘Eriugena’ col. 1492-149(1
37. Waeltner, Organicum melos. Zur Musikanschauunng des Johannes Scottus (Eriugena). München 1977. p. 1-2.