Johannes Scotus Eriugena en het begin van de meerstemmigheid.

Musicology Musicology Musicology

volgendeVolgende
1 - E. de Coussemaker, H. Riemann 2 - J. Handschin 3 - H. Hüschen 4 - E.L. Waeltner
5 - Conclusie 6 - Appendix 7 - Bibliografie

 

Inleiding

De meest interessante vraag die je na lezing van Jacques Handschins Die Musikanschauung des Johannes Scotus (Erigena)(1) kunt stellen is: spreekt Johannes over meerstemmigheid?(2) Er is namelijk een uitspraak van Johannes waaruit dit zou kunnen worden afgeleid; het luidt als volgt:

Ut enim organicum melos ex diversis vocum qualitatibus et quantitatibus conficitur, dum viritim separatimque sentiuntur, longe a se discrepantibus intentionis et remissionis proportionibus segregatae, dum vero sibi invicem coaptantur certas rationabilesque artis musicae regulas per singulos tropos, naturalem quamdam dulcedinem reddentibus...’(Want zoals het organicum melos uit verschillende hoedanigheden en hoeveelheden van de tonen ontstaat, die, wanneer zij een voor een en afzonderlijk worden waargenomen, door afstand van elkaar gescheiden zijn, wegens de verschillende verhoudingen van spanning en ontspanning [hoge en lage tonen], maar die, wanneer zij verbonden worden volgens vaste en rationele regels van de ars musica, in de afzonderlijke gezangen, een zekere natuurlijke zoetheid voortbrengen.)(3)

Johannes leefde van ongeveer 810 tot 885(4), het is dus heel goed mogelijk dat hij bekend was met de Musica Enchiriadis (eind negende, begin tiende eeuw, de precieze datum staat niet vast), of dat hij bekend was met de meerstemmige (improvisatie) praktijk, waaruit de Musica Enchiriadis stamt. Het citaat kan daar een verwijzing naar zijn.

Achtereenvolgens De Coussemaker (1841), Riemann (1921), en Handschin (1927) geloven dit. En zij merken dan ook op dat dit de vroegste aanduiding van meerstemmigheid is die wij bezitten. Toch is niet iedereen overtuigd. Hüschen (1949) maakt een voorzichtige kanttekening, en Waeltner (1977) is overtuigd van het tegendeel: Johannes spreekt niet over meerstemmigheid, zijn opmerkingen moeten in een ander licht worden gezien.

Het doel van dit artikel is de meningen van deze vijf(5) te bekijken en er in de conclusie een oordeel over te vormen. Duidelijk wil ik stellen dat ik alleen geïnteresseerd ben in de meningen over Johannes, niet in de oorsprong, of andere getuigen van vroege meerstemmigheid, hetgeen een ander artikel zou zijn.


Noten

1. In: Deutsche Vierteljahresschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte. 5 (1927): 316-346.
2. Meerstemmigheid: het parallelle kwart- en kwintorganum, zoals overgeleverd is in bv de Musica Enchiriadis of de Scholia Enchiriadis.
3. Johannes Scotus Eirugena, Periphyseon id est ‘De divisione naturae’ (De div. nat.) III, 6. Patrologiae ...Latina (PL) deel 122, kol. 638A.
4. De precieze data staan niet vast, bekend is slechts dat Johannes van het begin van de negende eeuw tot in het laatste kwart van die eeuw geleefd moet hebben, daar hij Karel de Kale (sterfdatum 877) overleefde. Zie ook Cappuyns (1933) of Bett (1964).
5. Maar meer mensen hebben hierover geschreven, zie de appendix.