(14) 4. Over de zoetheid en de ruwheid van de toon
De oorzaak van de zoetheid en ruwheid van de geluiden kan moeilijk verklaard worden, het wordt immers beschouwd een gevolg te zijn van verschillende instelling en voorwaarde van de klanklichamen, en deze is het gevolg van de verschillende wijze die de componerende kunstenaar heeft om geluiden op te wekken; indien de strijkstok te sterk op de snaren wordt aangedrukt, wordt geen geluid maar een voor de oren zeer onaangenaam gekletter en geratel gehoord. Hetzelfde gebeurt, zolang de snaren niet exact loodrechtheid, maar scheef worden gestreken.
Immers dan worden de boventonen verward, de noodzakelijke knopen van rust in de vibraties belemmerd, en wordt de gehele vrijwillige verdeling verstoord.
Hoofdstuk 9
Alle geluid, ofschoon het enkelvoudig en enig schijnt, is samengesteld uit verschillende harmonische geluiden, die tegelijk in eenheid zijn . Hetgeen reeds door Mersenne en Sauveur geobserveerd werd.
Wanneer de snaar in zijn geheel de vibraties voltooit, hebben delen ervan bovendien andere vibraties, aan zichzelf eigen en minder waarneembaar, en zo heeft ieder deel van de snaar zijn eigen boventonen: 1/2, 1/3, 1/4, 1/5 etc.; |
|
(15) die gedeeltelijke, kleinere vibraties brengen de hoge harmonischen voort; want de snaar verdeelt zich niet, behalve in delen waarvan de geluiden harmonisch zijn ten opzichte van het fundamentele geluid.
‘‘Wanneer men een klanklichaam tot klinken brengt, hoort men, boven de grondtoon en het octaaf twee andere zeer hoge geluiden, waarvan de ene de twaalfde toon boven de grondtoon is, dat wil zeggen, het octaaf van de kwint van die toon; de andere is de zeventiende terts boven diezelfde toon, dat wil zeggen, het dubbel-octaaf van de grote terts.’’ (p)
Op dit experiment heeft de zeer beroemde Rameau het fundament van het harmonische systeem geplaatst. Hierover kan meer gezien worden in J.J. Rousseau’s Dictionnaire de Musique.
Hoofdstuk 10
De wijze, waarop de gehoorde ervaring in het oor wordt afgehandeld, beschrijft de beroemde Euler zo (q): ‘‘een uitgespannen vlies komt voor in de binnenste holte van het oor, vanwege de overeen- komst trommelvlies genoemd, dat de slag van de lucht ontvangt, en die vervolgens naar de gehoor-
(p) J. d’ Alembert, Elémens de musique. Paris, 1752. Liv. I, Chap. I. (p. 14)
(q) L. Euler, Tentamen novae theoria musicae. Petropoli, Academia Imperialis Scientiarum, 1739. p. 3. |