InhoudsopgaveInhoudsopgaveInhoudsopgave        VorigeterugverderVolgende

 

Appendix

Bij noot 5:

Naast de vijf auteurs die in dit artikel besproken worden zijn er tenminste nog drie die over Johannes Scotus geschreven hebben (en wellicht nog meer, zo is daar M.J. Teeuwens dissertatie Harmonia en de muziek der sferen: speculatieve muziektheorie in commentaren op Martianus Capella in de Karolingische periode. Utrecht 1999., waarin deze problematiek ook - zij het zijdelings, - aan de orde komt. Voor moderne vertalingen van de fragmenten van Johannes - met name het Apollo-bos, - zie Joscelyn Godwin, Music, Mysticism and Magic. A Sourcebook. London 1986. en The Harmony of the Spheres. A Source book of the Pythagorean Tradition in Music. Rochester (Vermont) 1993.).
1. Gustav Reese, Music in the Middle Ages. (New York 1940.) Op p. 252 staat een korte opmerking: ‘Johannes Scotus ... in his chief work De divisione naturae, draws analogies between musical and cosmic harmony, refer ring in the process to music in parts, but not giving a technical description of it.’ Reese verwijst in een noot op dezelfde pagina naar
2. H.G. Farmer, Historical Facts for the Arabian Musical Influence. (London 1930.) Farmer wijdt in dit boek hoofdstuk 48 aan Johannes Scotus. In dit hoofdstuk gaat Farmer ook in op de vraag of het ‘organum-citaat’ op meerstemmigheid slaat. Hij komt tot de conclusie dat dit niet het geval is. Farmer voert als argumenten aan dat de Latijnse tekst van zowel De Coussemaker als Riemann corrupt is (vgl. het derde citaat van Riemann uit het Handbuch met de teksten volgens Migne), in de tweede plaats moeten de opmerkingen van Johannes in de contekst begrepen worden en in de klassieke traditie.
3. Een derde is Walter Wiora, ‘Das vermeintliche Zeugnis des Johannes Eriugena für die Anfänge der abendländischen Mehrstimmigkeit’ Acta Musicologia 43 (1971): 33-43. Dit is (o.m.) een opsomming van allen, die tot dan over dit onderwerp geschreven hebben.

 

Bij noot 28:

Johannes Scotus haalt een vergelijking van Dionysius de Aeropagiet aan, deze luidt als volgt:

... quod etiam beatus Dionysius Areopagita de talibus disputans introduxit. Ponamus veluti in quadam Ecclesia multas lucernas simul ardentes, et ex diversis sedibus lampadum fulgentes: nonne unum lumen efficiunt, ita ut nullus corporeus sensus sit qui proprietatem luminis singularum lampadum ab alterius lumine possit discernere? Eo autem argumento incunctanter apertissimum est multarum lampadum lumina nullo modo esse confusa, sed solummodo adunata. Nam siquis, verbi gratia, lucem unius lampadis ex ipsa domo in qua lucent, substraxerit, et aliorsum duxerit ardentem, de suo proprio lumine inter ceterarum lampadum splendores nihil relinquet, nihil aliarum luminis substrahet.’ De div. nat. V,13. PL dl. 122, kol. 883C.

‘Immers, dit voerde Dionysius de Aeropagiet aan, wanner hij over zulke dingen sprak: ‘stel dat wij in een zekere kerk vele brandende lampen plaatsen, en op verschillende plaatsen stralende luchters; maken zij niet één licht?, zo, dat geen enkel lichamelijk zintuig de eigenheid van het licht van de afzonderlijke lampen kan onderscheiden van de andere lampen. Echter, zonder twijfel is het volgende argument het duidelijkst: in vele lampen is het licht op geen enkele wijze gescheiden, maar vermengd. Want indien iemand het licht van een lamp uit het huis waarin zij branden weghaalt, en de gloed wegneemt in andere richting, zal de glans van het eigen licht tussen de andere lampen niet afnemen, noch van de andere lampen die hij weghaalt van het licht. ’

Iets verder zegt Johannes Scotus vervolgens: ‘Num simili modo ...’(zie noot 29): ‘Wordt niet op dezelfde wijze de menselijke en de instrumentale toon begrepen?’

 

Bij noot 30:

Het bedoelde gedeelte (uit een veel langer gedicht) luidt als volgt:

Vnum principium, quo rerum volvitur ordo
In genus, in species rhytmosque chronosque toposque,
Quae sunt, quae non sunt, sensu ceu mente videntur,
Quae stant, quae vario volvuntur praedita motu,
Pneumata ventorum, vis ignea, lucidus aether,
Chorus et astrigerae perpuri luminis
Palladis: hinc gemmis septem redimita corona,
Fo…bh, kaˆ St…lbwn, kaˆ Fîj, kaˆ 'Hlioj, 'Arhj,
Faštwn kai Fa…nonoj ¥krou perˆ kl…mata p£cnh
`ExÁj toà kÒsmou kšntron Qštij ¥scetoj ¤laj

Caclestis motus modulaminis ™nne£fqoggoj
Summa chelys vocum mortales effugit

(PL dl. 122, kol. 1251A)

N.B. Om het Grieks te kunnen lezen dienen de fonts Milan Greek, Greek, Korinthus of Greek Old Face te zijn geïstalleerd.Zie Software in Oxford

Eén principe, waaruit de orde van de dingen
zich ontrolt in aard, soort, ritme, tijd, en plaats.
Die zijn, die niet zijn, door zintuigen of geest gezien.
Die staan, die zich met veelsoortige beweging behept wentelen.
De ademtocht van de winden, de kracht van het vuur, de heldere aether,
de rondedans en de zuivere glans van de sterrendragende Pallas:
de met juwelen omkranste kroon, Maan, Mercurius, Venus, de Zon, Mars,
Jupiter en de rijp rond de streek van de uiterste Saturnus.
Vervolgens het midden van de wereld, de onverdraaglijk zoute oceaan,
de negentonige beweging van de hemelmelodie,
het hoogste snarenspel van de tonen ontgaat de sterfelijke oren.

 

 

 

 

Bij noot 38:

De tekst van dit gedeelte is ook hij Handschin ter sprake gekomen, te weten in de noten 20 en 21. Het gedeelte ‘ut enim ...’ staat in de inleiding, maar ten behoeve van het overzicht hier nog eenmaal integraal:

‘Proinde pulchritudo totius universitatis conditae, similium et dissimilium, mirabili quadam harmonia constituta est, ex diversis generibus variisque formis, differentibus quoque substantiarum et accidentum ordinibus, in unitatem quandam ineffabilem compacta. Ut enim organicum melos ex diversis vocum qualitatibus et quantitatibus conficitur, dum viritim separatimque sentiuntur, longe a se discrepantibus intentionis et remissionis proportionibus segregatae, dum vero sibi invicem coaptantur secundum certas rationabilesque artis musicae regulas per singulos tropos, naturalem quamdam dulcedinem reddentibus:ita universitatis concordia, ex diveris naturae unius subdivisionibus a se invicem, dum singulariter inspiciuntur, dissonantibus, iuxta conditoris uniformem voluntatem coadunata est’. De div. nat. III,6. PL dl. 122, kol. 637D-638A.

‘Evenzo berust de schoonheid van het gehele geschapen universum, van het gelijkvormige en niet-gelijkvormige, op een wonderbaarlijke harmonie, die uit verschillende principes en uit verschillende vormen, en ook uit verschillende ordeningen, van het bestaande (substantia) en van de gebeurtenissen (accidentia), in één onuitsprekelijke eenheid is samengevoegd. Want zoals het organicum melos uit verschillende hoedanigheden en hoeveelheden van de tonen ontstaat, die, wanneer zij afzonderlijk en gescheiden worden waargenomen, door afstand van elkaar, wegens de verschillende verhoudingen van spanning en ontspanning [hoge en lage tonen] gescheiden zijn, maar die, wanneer zij verbonden worden volgens vaste en rationele regels van de ars musica, in de afzonderlijke gezangen, een zekere natuurlijke zoetheid voortbrengen, Zo is de overeenstemming van het universum, uit verschillende onderverdelingen van één natuur, die onderling niet overeenstemmen wanneer zij afzonderlijk worden gezien, volgens de eenvormige wil van de Schepper samengevoegd.’

 

Bij noot 44:

De Coussemaker schrijft het volgende: ‘Il [de heer Fetis] appuie cette opinion de preuves historiques qui lui parraissent incontestables, savoir: de deux passages d’un traité de musique d’ Isidore de Seville, écrivain du 6e siècle, est ainsi concu: « musique harmonique est la modulation de la voix, la concordance de plusieurs sons et la réunion de ceux-ci.» Dans l’autre, le même auteur, après avoir parlé de la proportion de trois ajoute que « de cette proportion est née la symphonie (1’accord) de 1’octave et de la quinte.» Ainsi isolées de ce qui les précède et les suit, ces passages pelivent facilement s’interpréter dans ce sens; mais vus dans leur ensemble, nous doutons qu’ils aient une signification aussi absolue et aussi favorable au système dont il s’agit.’

Curieus

 

Besluit

Om een beeld te krijgen van het materiaal:

Diagram uit de Musica Enchiriadis. Cambridge,
Christ Church College 260, fol. 6r

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Musica Enchiriadis