inhoudsopgaveInhoudsopgave           De meerstemmigheid vorigevolgende Besluit

 

 

De vier stemmen: diskant, alt, tenor en bas

In hoofdstuk acht klinkt allereerst nogmaals de verzekering dat ‘er in de hemel geen stemmen of tonen zijn, vanwege de zeer grote rust van de hemelse bewegingen.’ (..., nec in coelo voces aut soni existunt, ob summam motuum tranquilitatem ... .(1)).

En verder is er geen reden, zo vervolgt Kepler, dat er maar vier stemmen in de hemel zouden zijn, zoals bij het menselijk gezang. Er zijn namelijk zes planeten (omdat er vijf platonische lichamen zijn, herhaalt Kepler nogmaals), dus ook zes stemmen. Toch voelt Kepler een bepaalde analogie met het menselijk gezang, namelijk in de verdeling hoog laag.

In boek drie van Harmonices mundi had Kepler de aard van de vier stemmen in de meerstemmigheid gekarakteriseerd: de bas is langzaam, diep en springt langs de harmonische intervallen; de tenor en de alt hebben beide een kleine reikwijdte; de discant daarentegen heeft een grote omvang en beweegt ook veel meer dan de andere stemmen.(2) In de verschillende bewegingen van de planeten herkent Kepler deze eigenschappen: de bas komt volgens Kepler overeen met jupiter of saturnus, de tenor met mars, de alt met de aarde en venus, de discant tenslotte met mercurius.(3)

Kepler geeft hiervoor vijf redenen: ten eerste dat in een meerstemmige zetting de bas gekoppeld is aan de alt, deze twee stemmen komen overeen met de enige twee paren (bas: jupiter en saturnus, alt: aarde en venus). Ten tweede, de alt beweegt het minst. Dit suggereert hetzij de aarde, hetzij venus voor deze rol. Ten derde, de tenor is ‘vrij’, maar beweegt toch matig (III. et ut Tenor liber est, modeste tamen incedit; ... .(4)). Ten vierde, de bas beweegt in harmonische stappen, zoals bijvoorbeeld saturnus; en ten vijfde, de discant heeft de grootste ambitus en beweegt het snelst, net zoals mercurius. ‘Maar’, zo geeft Kepler toe, ‘dit kan heel wel toevallig zijn, laten wij daarom nu naar de oorzaken van de excentriciteiten luisteren.’ (Sed sit hoc sane per accidens, audiamus nunc Eccentricitatem causas.(5)).

Hiermee ben ik tevens aan het einde van mijn verhandeling over Johannes Kepler gekomen. Het volgende, negende, hoofdstuk is namelijk geheel gewijd aan aan de verklaring van die excentriciteiten. Voor een behandeling van dat negende (en het tiende) hoofdstuk, verwijs ik, nogmaals, naar het boek van Bruce Stephenson(6), daar voor een goed beeld van Johannes Keplers gedachten over de Harmonie der Sferen datgene wat reeds behandeld is naar mijn mening voldoende is.


1.Ibid. p. 213 (315) (terug naar tekst)
2. Zie HM. boek III (hoofdstuk 16 `De cantu figuratu seu per Harmoniam', pp. 80-86/169-175). (terug naar tekst)
3. HM. V, p. 213 (315) (terug naar tekst)
4. Ibid. (terug naar tekst)
5. Ibid. (terug naar tekst)
6. Bruce Stephenson, The Music of the Heavens. p. 185-241 (terug naar tekst)

begin