InhoudsopgaveInhoudsopgaveInhoudsopgave        VorigeterugverderVolgende

 

[Wordt niet op dezelfde wijze de menselijke en de instrumentale toon begrepen?] ‘Jeder einzelne Ton, sei er nun durch die Menschenstimme oder durch ein Blasinstrument oder die Lyra erzeugt, verliert seine eigene Qualität nicht, wenn mehrere miteinander in passender Einheit und Analogie eine einzige Harmonie bewirken. So wird es auch an den Tönen offenkundig, dass sie untereinander nicht verschmelzen, sondern nur sich vereinigen (non confunduntur, sed solummodo adunantur). Denn wenn einer dieser Töne verstummt, so wird mir er aufgehört haben, und von seiner Melodie hallt unter den weitertönenden nichts nach...’(29)

Dit wijst wederom niet bepaald nadrukkelijk op meerstemmigheid, want die ‘vermenging’ kan volgens mij met evenveel recht als eenstemmig gezang, uitgevoerd door meer mensen, opgevat worden.

Handschin vervolgt zijn betoog in hoofdstuk drie met een nogal lang uitstapje over het begrip ‘consonant’. Hij spreekt hierbij niet meer over Johannes, maar brengt een aantal (rond 1927) moderne psychologen naar voren; dit gedeelte is hier niet van belang.

Handschin besluit hoofdstuk drie met een aantal opmerkingen over de verhouding muzikale harmonie - kosmische harmonie: het idee microkosmos = macrocosmos; een idee dat de muziek van oudsher uitbeeldt

In hoofdstuk vier gaat Handschin hiermee verder, hij behandelt het denken van Johannes over de ‘Harmonie der Sferen’ en over de getallenleer, Twee gedeelten zijn van belang. Johannes legt in een gedicht zijn opvattingen over de kosmos neer; aan het slot van dit gedicht schrijft hij dat de hemelse sferen als een negentonig akkoord rondom elkaar wentelen: ‘die neuntönige Bewegung dieser himmlische Musik, diese höchste Laute entgeht dem sterblichen Klangohr.’(30) Handschin noteert ‘himmlische Musik’; in de tekst van Johannes Scotus staat er ‘caelestis modulaminis’, hetgeen volgens mij letterlijk ‘hemelse melodie’ betekent. Nu kun je je afvragen in hoeverre de ‘negentonige beweging’ na elkaar klinkt (melodie) of tegelijk (harmonie), maar ik lees hier geen verwijzing in naar de muziekpraktijk uit de tijd van Johannes in.

In de tweede plaats maakt Handschin wederom de associatie met de Musica Enchiriadis: hij merkt op dat Johannes het Griekse toonsysteem foutief aanhaalt, en verklaart die fout door aan te nemen dat Johannes die fout uit de Musica Enchiriadis geleerd moet hebben: ‘Von diesen beiden Traktaten [Hucbald, Harmonica institutio en de Musica Enchiriadis] dürfte J. Sc. zeitlich eher den letzteren gekannt haben, da Huchald erst 930 oder 932 starb.’(31) Echter, waar is het bewijs?


Noten

29. [Num simili modo de humanis organisque vocibus intellegitur?] Singula quaeque vox, sive humana, sive fistularis vel lyrica qualitatem suam habere non desistit: dum unam harmoniam inter se plures unitate congrua analogia efficiunt. Ubi etiam apertum argumentum de sonis datur, quod in se invicem non confunduntur, sed solummodo adunantur. Nam si aliqua vox ex ipsis siluerit, sola silebit, nec de melodia silentis inter adhuc sonantes quicqiiam resultat. De div. nat. V, 13 PL dl 122, kol. 883C-D.
30. Handschin, Musikanschauung. p.333. Zie ook de appendix.
31. ibid. p. 334